Maar liefst viermaal treedt Poppenkast Pluim in de boomgaard van de Genneper Hoeve. Kom gezellig kijken en neem je ouders mee!
Zondag 7 juli 2024 – 11.30 uur
Zondag 21 juli 2024 – 11.30 uur
Zondag 4 augustus 2024 – 11.30 uur
Zondag 8 september 2024 – 11.30 uur
Poppenkast in de éénentwintigste eeuw: ‘Staat Jan Klaassen al aan?’
(door Lieke van Spreeuwel)
Het is herfst 2017. In de tuin van de Genneper Hoeve zit een groep kinderen en ouders voor een rood-witte straatkast met rode gordijntjes. Er klinkt een vrolijk deuntje. Poppenkastspeler Annemieke Brouwers deint mee op het wijsje van haar concertina. Het is net of we in een andere tijd komen, op een feestje op het dorpsplein met vrolijke muziek, warme wafels en volksdans.
Benieuwd naar wat komen gaat, wordt het stil als Annemieke achter de poppenkast verdwijnt. Een gordijntje gaat open, en het andere gaat weer dicht. Zomaar. Open en weer dicht. De kinderen beginnen te lachen, steeds harder. Ze roepen: ‘Hij gaat weer dicht!”
Jan Klaassen vraagt: ‘Hoezo?’ Ze zijn allebei open, er is niets aan de hand. Weer gaat het gordijntje dicht. De kinderen roepen harder. Een jongetje krijgt de slappe lach. Er volgt een verhaal over een krokodil, een muis of de politie, maar altijd met Jan Klaassen.
De kinderen luisteren goed. Weet Jan Klaassen het niet meer, dan vertellen de kinderen wat hij moet doen. ‘Je moet de muizenkeutels opvegen!’ ‘Of ‘de baby zoeken!’ Of ‘Uitkijken voor de krokodil!’ De kinderen denken mee, ze hoeven hier hun vinger niet op te steken. Ze worden gehoord en soms juist niet.
Na de voorstelling staat Annemieke met Jan Klaassen of een varkentje voor de kast. De kinderen groeten direct of aarzelend. Vaak vertellen ze iets. Jan Klaassen en het varkentje kunnen goed luisteren. Het is zo écht. Ik voel tranen over mijn wangen rollen, van het lachen en van ontroering. Jan Klaassen ziet het gelukkig niet.
Lang nadat de kinderen weg zijn, de poppenkast is afgebroken en nieuwe voorstellingen zijn geboekt, heb ik een gesprek met Annemieke. Ze vertelt over haar drijfveren en over de traditionele poppenkast in het digitale tijdperk.
Hoe begon Poppenkast Pluim?
‘Als kind speelde ik veel met poppen, op mijn dertiende verjaardag vroeg ik nog een babypop. Mijn opa lachte erom, dat vond ik raar. Ik speelde schooltje en andere rollenspellen met de poppen, om een veilig wereldje te creëren. Een veiligheid die ik in de echte wereld niet kon vinden.
Als peuter van anderhalf lag ik twee maanden alleen in het ziekenhuis, ik denk dat ik daardoor het gevoel heb gekregen dat ik niet welkom was op deze wereld. Nu maak ik met poppenkast Pluim wereldjes voor kinderen van alle leeftijden. De handpoppen zijn heel belangrijk voor me, ze zijn uit mezelf ontstaan.
Ik ben begonnen met poppenkast spelen in de kleuterklas van mijn zoon. De kinderen vonden het geweldig, ik werd vaker gevraagd. Het werd steeds groter. Eerst maakte ik een mooiere poppenkast, toen kocht ik een microfoontje, er kwam een muziekje bij, toen een lampje. Zo ben ik erin gegroeid. Later besloot ik de Jan Klaassen Academie te gaan volgen. Het is een opleiding tot poppenkastspeler op de Dam in Amsterdam.’
Hoe maak jij poppenkast?
‘Op de academie heb ik alles geleerd: van het bouwen van een straatkast tot het maken van poppen en het onthouden van de poppenstemmen. Je leert veel over timing en hoe je bijvoorbeeld het publiek de gelegenheid geeft om aan een pop te wennen. Een nieuw verhaal oefen ik thuis voor de spiegel. Maar pas wanneer ik voor publiek speel, weet ik echt hoe het uitwerkt.
Poppenkast spelen is fysiek zwaar, je armen zijn voortdurend gestrekt boven je hoofd en je moet veel multitasken. Je moet bijvoorbeeld de ene pop pakken en aan je hand doen, terwijl de andere pop in beeld bezig is.
Poppenkastspel gaat vooral over beweging, het geluid moet weg kunnen vallen. In het speelvlak is altijd iets in beeld, anders haakt het publiek af. Wezenlijk in de poppenkast is het kiekeboe-effect: poppen verdwijnen en komen weer tevoorschijn. Voor en na het optreden sta ik met een pop of concertina voor de kast. Zo kan ik contact maken met mijn publiek.
Kinderen van nu zijn gewend aan tablets, telefoons en aan- en uitknoppen, maar het ontbreekt ze weleens aan echt contact. Al jong leren kinderen swipen, maar Jan Klaassen die echt terugpraat, zien ze bij Pluim vaak voor het eerst. Pas vroeg een jongetje: “Staat de pop al aan?”
Ik creëer een sfeer, waarin kinderen zich veilig voelen. Ze praten met de poppen en nemen ze in vertrouwen. Het is mooi om mee te maken als ook gesloten kinderen uit hun schulp kruipen.
Het contact is het dankbaarste van het werk en het werkt twee kanten op. Toen ik eens persoonlijk ergens mee zat en toch speelde, riep een jongetje uit het publiek naar Jan Klaasen: ’Je moet eerlijk zijn!’ Kinderen voelen dingen vaak heel goed aan.
Hoe is het om poppenkast te maken?
‘Ik heb geen directe collega’s en dat maakt het best een eenzaam beroep. Tegelijkertijd, het past bij mij. Ik ben niet altijd heel blij, maar voel wel dat ik mijn eigen weg ga. Dit is niet de weg van de minste weerstand, maar het is wel waar het in mijn leven om gaat.
Gaandeweg merk ik dat Jan Klaassen in mijn systeem gaat zitten, zijn manier van reageren. Hij staat met relativeringsvermogen en humor in het leven. Wat er ook gebeurt, hij maakt er wat van. Ik leer veel van hem.
Poppenkast is iedere keer weer opnieuw beginnen. Het is altijd anders. Begin december was de Sinterklaaspop gevallen en zijn neus was afgebroken. Dan wordt het verhaal ineens: Sint heeft zo’n pijn aan zijn neus. Hoe dan ook, je moet dóór. Net zoals in het echte leven.’
Hoe gaat Poppenkast Pluim door?
Ik hoop ooit op de Dam te spelen, daar waar in 1830 de poppenkast in Nederland begon. Een andere droom is om met een koffertje met poppen naar Afrika te gaan. Een bevriende arts gaat er heen om het taboe op lepra te doorbreken. Ze heeft me meegevraagd!’