ontwikkeling buurtschap Gennep

Gennep, nederzetting op het hoge zand tussen de beekdalen
Hoe de landschappelijke ligging leidde tot de ontwikkeling van een buurtschap.

door Ward Klinkenberg

Gennep, halverwege de 13e eeuw woonden er al mensen, misschien al eerder, maar nooit groeide het uit tot een van de grotere dorpen die later in Groot Eindhoven zouden opgaan. Het werd een buurtschap en bleef een buurtschap. Belangrijke oorzaak: de landschappelijke ligging van Gennep en de plek die het gebied inneemt ten opzichte van andere plaatsen waaruit het huidige Eindhoven is ontstaan. Waarom waren de locatiefactoren voor eerste bewoners zo aantrekkelijk om er neer te strijken en er een nederzetting te stichten? Wat waren belangrijke fysisch-geografische vestigingsfactoren, de zichtbare kenmerken van het aardoppervlak zoals de zandgronden en beken die van invloed zijn geweest op de keuze van mensen om zich permanent te vestigen?

Eindhoven is ontstaan op het uiteinde van een langgerekte zandrug waar het beekdal van de Gender uitmondde in dat van De Dommel. Eindhoven ontstond hier in de vroege middeleeuwen als een ‘voordedorp’, een voorde is een doorwaadbare plaats. In de buurt van de twee beken lag het kasteel Ten Haghe dat ook als dekking fungeerde voor de oversteekplaats.[1] Twee belangrijke landwegen kwamen hier samen. De eerste kwam vanuit het zuidwesten, uit de richting Antwerpen, en liep over de huidige Hoogstraat en Kleine Berg. De andere landweg kwam vanuit het zuidoosten, uit de richting Luik en ging over de huidige Stratumsedijk en Stratumseind richting ’s-Hertogenbosch. Deze twee oude landwegen kwamen in Eindhoven samen.[2] De vaak mulle wegen waren moeilijk begaanbaar maar wel van essentieel belang voor reizigers en goederenvervoer.[3] Door de vrij strategisch landschappelijke ligging van Eindhoven had het een centrale functie gekregen voor de omliggende plaatsen. Mede om deze reden verleende hertog Hendrik I in 1232 stadsrechten aan Eindhoven.[4]

Van en naar Eindhoven liepen de genoemde landwegen die leidden naar omliggende dorpen, nu bekend als stadsdelen, zoals Stratum, Woensel en Gestel. De landwegen liepen vaak over de hogere gedeelten in het landschap, de langgerekte dekzandruggen. Op deze natuurlijke hoogtes waren ook de dorpskernen te vinden. De plaatsnamen van sommige dorpen verwijzen nog naar deze landschappelijke ligging. Bijvoorbeeld het toponiem Gestel duidt op een hoger gelegen zandrug (geest) met bos (lo/-el).[5] Als dan naar de kaart van de fysische geografie wordt gekeken (figuur 1) dan is deze landschappelijke structuur goed te herkennen. Soms wordt de hooiwagen gebruikt als metafoor voor de opbouw van Eindhoven, waarin het lijfje de stadskern symboliseert en de poten staan voor de dekzandruggen waarover de landwegen hun weg vinden. Grofweg genomen worden deze dekzandruggen geflankeerd door beekdalen en omringd door dekzandvlaktes.

Figuur 1: Fysische geografie van Eindhoven met de belangrijkste wegen en bebouwing anno 1575. Eindhoven is in het wegennetwerk het oriëntatiepunt voor de omliggende dorpen (Strijp, Woensel, Gestel, Stratum. Tongelre valt hier buiten). De bebouwing lag in de ijzertijd, Romeinse tijd en vroege middeleeuwen bovenop de dekzandruggen waarna het uitbreiding van de akkers en ontginning van de beekdalen naar de randen is verplaatst. Het hooiwagenpatroon is op deze kaart al deels te zien.
(klik op de kaart voor een grotere afbeelding)

In de loop van de late middeleeuwen, zo tegen het eind van de 11e eeuw, werd het dankzij nieuwe technieken mogelijk beekdalen te ontginnen. De broekbosvegetatie (broek betekent laag gelegen moerassig land, het bos bestond voornamelijk uit elzen en berken) kon worden verwijderd ten behoeve van hooilanden (ook wel beemden genoemd) en weiden. Door deze ingreep kon men beekdalen intensiever benutten en meer vee houden. Meer mest kwam ter beschikking waardoor ook de akkerbouw intensiever werd. Zo ontstonden grote aaneengesloten akkercomplexen. Het werd door deze ontwikkelingen steeds minder nuttig op de dekzandruggen te blijven en langzaamaan verplaatsten de boeren zich naar een plek tussen de grote akker en de ontgonnen beekdalen, aan de rand van de dekzandruggen. Deze verschuiving vormt de basis voor de zo kenmerkende lintbebouwing langs de beekdalen in Eindhoven.[6] Deze ontwikkelingen hadden ook een gunstig effect op de locatiefactoren van het buurtschap Gennep. Aannemelijk is dat dit ook heeft meegespeeld in de keuze voor de vestiging op Gennep. De vroegst bekende vermelding van Gennep komt uit het jaar 1249, de tijd dat er al mogelijkheden bestonden om de beekdalen in gebruik te nemen. Overigens hoeft de vroegste vermelding niet te betekenen dat het buurtschap daarvoor niet bestond.

Voor veel dorpen en buurtschappen bestaat dus een duidelijk verband tussen het landschap en de locatie van de nederzetting. Veel dorpen liggen op een dekzandrug, sommige er midden op en sommige meer richting beekdal. Dit verband bestaat ook voor veel buurtschappen zoals Gennep maar in sommige gevallen liggen buurtschappen ook op dekzandvlaktes.[7] De dekzandruggen komen voor in verschillende maten, soms zijn ze langwerpig zoals bijvoorbeeld die tussen de beekdalen van de Gender en De Dommel waarover de Hoogstraat loopt.[8] Deze is tevens een onderdeel van de eerder genoemde belangrijke landweg richting Antwerpen. Maar ook zijn er kleinere dekzandruggen zoals die waarop Gennep is ontstaan tussen het beekdal van De Dommel en de Tongelreep (figuur 2). Deze beken hebben vrij brede en ondiepe beekdalen die wel enkele honderden meters breed kunnen zijn. Deze brede beekdalen ontstonden door een veel grotere waterafvoer. Ze duiden op omstandigheden zoals die hier in de laatste ijstijd gangbaar waren. Smeltwater kon in deze periode niet in de bevroren ondergrond snijden maar zo ontstaat een breed verloop.[9]

Figuur 2: Duidelijk is te zien hoe de landschappelijke factoren bepalend zijn geweest voor het stichten van een nederzetting. De bebouwing op Gennep is niet ingetekend omdat hier de gegevens nog van ontbreken
(klik op de kaart voor een grotere afbeelding)
.

Ook uit het toponiem Gennep (‘gan’ of ‘gen’ en ‘apa’ heeft de betekenis van ‘helder’ of ‘samenkomend’ en ‘water’) valt een fysieke ligging op te maken. De benaming heeft namelijk een betekenis van ‘het heldere water’.[10] Dit duidt op de ligging vlak bij het water, bij de beken De Dommel en Tongelreep die voor Gennep een soort natuurlijke grens vormen.

Gennep is dus net zoals vele andere plaatsen binnen Groot-Eindhoven op een dekzandrug ontstaan. Maar het is geen onderdeel van de eerdergenoemde hooiwagenstructuur omdat er in de beginperiode rond het ontstaan van de nederzettingen geen belangrijke interregionale landwegen via Gennep hebben gelopen. Op de plattegrond is de mogelijke oorzaak hiervan herkenbaar, een weg via Gennep naar Eindhoven zou een relatief breed beekdal doorkruisen terwijl de wegen zoveel mogelijk om de dalen heen kronkelden. De dekzandrug is vanwege onder andere de plaatselijk hogere ligging wel bepalend geweest voor de locatiekeuze van de nederzetting.


Literatuur:
Arts, N. (2020) Stad en platteland op het zand. Een archeologische biografie van landschappen en samenleving in de Kempen, 1100-1650. Onderzoeksbureau Oud Land: Eindhoven.
Barends, S. et al. (2010) Het Nederlandse landschap. Een historisch-geografische benadering. Uitgeverij Matrijs. Utrecht.
Berkel, van G., Samplonius, K. (2006) Nederlandse plaatsnamen herkomst en historie. Uitgeverij Het Spectrum: Amsterdam.
Pijls, N., Arts, N., Toorians, L. (2018) Florarium temporum (Bloemhof der tijden). Uitgeverij Verloren: Hilversum.
Rooijakkers, G. (1994) Rituele repertoires. Volkscultuur in oostelijk Noord-Brabant 1559-1853. Sun: Nijmegen.
Steegh, A.W.A. Th. (1978) Dorpen in Brabant. Uitgave van het Noordbrabants Museum: Den Bosch.

[1] Steegh, 1978 p.46
[2] Pijls, Arts, Toorians 2018 p.57.
[3] Rooijakkers, 1994 p.98.
[4] Pijls, Arts, Toorians 2018 p.57.
[5] Van Berkel, Samplonius, 2006 p.149.
[6] Barends et al, 2010 pp.156-157.
[7] Arts, 2020 p.67
[8] Arts, 2020 pp. 34-36
[9] Arts, 2020 p.36
[10] Arts, 2020 p.85

 
What do you want to do ?

New mail