Historie: Deel 2

Deel 1: Tussen Tongelreep en Dommel,  vroege historische ontwikkeling
Deel 2: Geologie Gennep, watermolen en omgeving
Deel 3: Een voorlopige afronding en een beknopt overzicht van de actuele ontwikkelingen

Deel 2:
Geologie Gennep, watermolen en omgeving.

Kaart 1934

Bodemkundig staat Noord-Brabant vanouds bekend om zijn dekzandruggen doorsneden door beekdalen, met name in het stoomgebied van Dommel en Aa. Vanwege het verval daarin hebben, vooral op de Dommel c.a. eeuwenlang tientallen watermolens gedraaid als pre-industriële mechanisatiecentra.

De oudste schriftelijke vermelding van de Genneper Watermolen dateert uit een schenkingsakte van 1249 waarbij de toenmalige Norbertijner priorij , later abdij van Postel een deel van de molenrechten verwierf. Inclusief de daarbij horende gronden en boerderijen op Gennep.

Hierboven een kaartje uit 1934 van de waterlopen in het stroomgebied van de Dommel. Daarop staat rechts de Belgische Warmbeek vermeld die pas na de grens bij de Achelse Kluis Tongelreep werd en wordt genoemd.

Hieronder een foto uit 2001 van het bodemprofiel dat tevoorschijn kwam bij de uitgraving voor een gierkelder onder de te bouwen potstal bij de Genneper Hoeve. Hierbij is onder de oude dekzandlaag een grijs getinte leembankrug te zien.

De Genneper molen in 1927.

De schoorsteen achter de molen is van een wasserij. Het unieke op Gennep is dat men nog steeds kan waarnemen waarom juist hier een watermolen is opgericht waar in de toptijd (17e eeuw) wel drie molens konden draaien: een graan-, een vol- en een oliemolen.

Daartoe was voldoende watertoevoer alsook bereikbaarheid van klandizie van belang. Er was hier op de Dommel een lang en breed boezemgebied voor toestromend water, waarbij de weg vanuit het zuiden precies over de dekzandrug tussen Dommel en Tongelreep tot aan de Dommel voldoende op hoogte bleef om het water te keren en de molen te kunnen
grondvesten. 
De bereikbaarheid was vanuit Gestel, gelegen op de dekzandrug Hoogstraat tussen Dommel en Gender iets lastiger. Daartoe werd een molendijk aangelegd en onderhouden vanaf de Zandstraat (vanaf 1920 Gestelsestraat) naar de molen. Aan diezelfde molendijk lagen stroomopwaarts eeuwenlang de bleekveldjes van de Gestelse thuiswevers.

Het schilderij dat Vincent van Gogh in het najaar van 1884 maakte geeft een indruk van het onttakelde buitenraderwerk.

In de loop van de tijd ging het op en af met het molencomplex. In 1570 draaiden er een
koren- en een schorsmolen. In 1582 woedde met name in Brabant de 80-jarige oorlog (1568 – 1648) en werd de molen door terugtrekkende troepen in de as gelegd. In 1585 werd hij door de abdij van Postel weer opgebouwd.

In 1648 werd Gennep met molen een domein van de Prins van Oranje, tevens Heer van
Eindhoven. 
In 1800, een roerige tijd onder invloed van Napoleon, waren er een sterk
vervallen koren- en boekweitmolen.

Dan koopt Theodous Smits het geheel met 10 ha grond en laat de boedel weer opknappen.
In 1806 verzoekt hij aan de toenmalige overheid, het Bataafs Departement Dommel, om naast zijn molen annex landbouwbedrijf met rundvee en twee varkens ook een handel in graan, boekweit en meel, alsook een herberg (tapnering) en een broodbakkerij (bakhuis) te
mogen blijven drijven.

In 1825 worden er 6 runderen en 2 stuks jongvee geteld, alsook 1 paard – van de in
totaal 3 paarden op Gennep. Als de kinderen Smits, Elisabeth, Rumolda en Jacobus (de molenaar) in 1834 stoppen met werken blijven ze er wel wonen.

Nadat Rumolda Smits in 1883 als laatste is overleden verkopen de erfgenamen het
geheel in 1884 in gedeelten. 
De landbouwgrond  met boerderij in aanbouw wordt afgesplitst, evenals het woonhuis van Rumolda.

Het molencomplex incl. dijk, bruggen, woonhuis en café-restaurant – met verse paling
– wordt gekocht door molenaar Antoon Holten. 

Een winterfoto uit 1935 en een foto uit 1955 met zicht op het molenhuis en het naastgelegen huis Alida.

Huis Alida.

Bij voornoemde veiling in 1884 wordt het woonhuis van Rumolda Smits met stal, schuur, erf en vijver, boomgaard en nog enkele perceeltjes grond gekocht door Cornelis Meulenbroeks uit Gestel. Die opent er met zijn vrouw een café dat later tot 1935 wordt voortgezet door hun dochter Alida. In 1937 trouwt Alida met Andries (Harrieke) van der Schoot. Ze zijn dan beide 50 jaar. In 1956 koopt de gemeente alles op. Na Alida’s overlijden in 1959 trekt Harrieke in bij zijn nicht in Dommelen. In 1961 wordt het pand samen met het molenaarshuis gesloopt. Hierbij foto’s van de zijgevel van ‘Huis Alida’, van de achterkant ervan, alsook van het molenhuis, van Alida en Harrie op hun trouwdag in de voordeuropening en van een ‘zitting’ van het stel binnen. De drie lindebomen voor het huis staan er nu nog.
(wordt later vervolgd)

Huis Rapelenburg.

Rond 1760 gebouwd als buitenverblijf op een landgoed van twee hectare door Gerard
Raessens uit Eindhoven. Na zijn overlijden in 1767 werd het geërfd door zijn zus Maria.
Na haar overlijden in 1817 werd Norbertus Janssen uit Gestel eigenaar. Na diverse wisselingen worden in 1898 bij een openbare veiling ca 1000 vruchtbomen (appels, peren, kersen, pruimen, perziken, abrikozen, moerbeibomen en druivenstruiken) verkocht, binnen 1 maand te ruimen.

Dan wordt het landgoed als zomerverblijf gekocht door de familie Hegener uit
Eindhoven. Voor een deel ook verhuurd.

Als laatste woonde er de familie Timmermans uit Gestel met tien kinderen en een
naaiatelier. 
Achter het hoofdgebouw lag ook nog een personeelswoning, – laatste bewoner was de famiie Cornelissen – en een karperkweekvijver.

Aan de voorkant lag bij de toegangspoort langs de weg en de sloot een tennisbaan. De
belendende beuken staan er nog, evenals de poortzuilen.

Het landgoedcomplex is in 1952 onteigend voor de aanleg van de rondweg die er in 1953 dwars doorheen kwam. Op de plek van de karpervijver werd toen ook het Clarissenklooser gebouwd, met slotgracht.

Het Clarissenklooster.

In 1953 werd het klooster ingewijd en betrokken door de zusters Clarissen van een
strenge regel volgens de Heilige Coleta. Deze zusters woonden eerst in de oude pastorie van de St. Joriskerk aan de Stratumsedijk. Behalve de slotzusters die altijd binnen de tuinmuren bleven waren er aanvankelijk ook enkele bedelzusters die rondgingen. De kapel, waarvan het klokje meer dan 60 jaar dagelijks over Gennep klingelde, was ook toegankelijk voor mensen van buiten. En men kon er terecht voor trouwvieringen.

(Op Gennep waren veel klokken te horen: van de Lambertuskerk, de Maria Middelares, de H. Hart, de Cathrien, de St. Joris, de Gerardus, soms van Aalst en vroeger ook van Zesgehuchten en de Paterskerk.)

Genoodzaakt door vergrijzing vertrokken in 1993 de laatste 14 zusters naar een  bejaardenoord in Someren. Toen kwamen er jonge Amerikaanse Clarissen die toch in 2015 weer zijn teruggegaan naar hun thuisland. Het complex, intussen aangemerkt als rijksmonument (ook het interieur), is eigendom van het bisdom Den Bosch dat in 1950 ijverde voor een behuizing van de Clarissen en nu zoekt naar een passende bewoning.


‘Boerderij Sjaak Schoonderwalt’ (naar de laatste bewoner).

In 1834 woont aan de Gestelse oeverkant van de Dommel, aan de Molendijk tegenover de
toegangspoort van Rapelenburg, de linnenwever Joost van de Leur die als bijverdienste een herberg drijft met een klosbaan (beugelbaan) erbij.

In die hoek lagen vanouds de bleekvelden van de Gestelse wevers. Nabij die behuizing
was een waterverbinding tussen de bleekvelden en de Dommel, het Werdje genoemd. Al vóór 1914 werden hier ook kano’s verhuurd.

De foto dateert van 1940, waarop rechts het voornoemde woonhuis annex herberg, waar
als laatste Tonia (Toke) de Hond woonde. Links de ‘boerderij’ waar naast de deur Sjaak Schoonderwalt zit, die er als laatste huisde. Al vóór 1950 zijn die panden afgebroken.

Een foto uit 1940 met zicht vanaf de molen op de molendijk en de Gestelse St. Lambertuskerk.

Midden daarvoor staat een huis dat op een volgende foto rechts in beeld staat. Die foto geeft zicht op de molendijk vanuit Gestel. Met rechts in beeld een huis op de voormalige
bleekvelden, waar als laatste de uit Italië afkomstige familie Toffolo woonde en een terrazzo-werkplaats had. Dat huis is kort na 1950 opgeruimd.

Op de voorgrond staat het spoorwachtershuisje annex station Gestel van het ‘Bels
lijntje’ dat hier de Genneperweg kruiste van 1868 tot 1959. Dat spoor liep van Eindhoven via Waalre en Valkenswaard naar Achel-statie en verder naar Hasselt.Het goederen- en
personenvervoer, met name ook het Belgisch personeel van Philips, is begin jaren ’50 gestaakt. 
De laatste bewoners van het spoorhuisje was de familie van Heertum. Op deze
plek kruist sinds 1959 de Bayeuxlaan de Genneperweg.

De Zwitserse Assi

In 1913 werd door de gebroeders Sträter, oorspronkelijk uit Amsterdam, sinds 1898 in
Woensel en Eindhoven, op een weiland tegenover de Genneper Molen een Amerikaanse (gegarandeerd chloorvrije) Stoom, Was- en Strijkinrichting opgericht. Bij de aankoop van het weiland in 1912 van molenaar A. Holten bedingt die ook dat Sträter alle rechten en
(onderhouds-)plichten aangaande molendijk en de (3) bruggen overneemt.

In 1932 kwamen er naast de aanvankelijke stoommachine 5 elektromotoren bij. In 1941 werd het bedrijf verkocht aan de Zwitsersche Waschinrichting en Ververij te
Rijswijk. Sindsdien werd het de Zwitsersche A.S.S.I. genoemd.
In 1960 werd de gemeente eigenaar van de fabriek die in 1963 werd afgebroken.

Op de foto hieronder uit 1953 staat de net verharde Genneperweg met links het ASSI-complex, tegenover het molencomplex gelegen.

Foto van de Strijkerij en daaronder een foto van Willem Kapteijns met paard en bestelwagen en een foto van een latere bestelauto.

Vroeger wateroverlast – vandaag verdroging.

Overstromingen in 1917 en 1926.

Vanaf de stoep van de ASSI zicht op boerderij Kapteijns

Vanaf de spoordijk richting Genneper Molen

Na aanhoudende klachten van aanpalende bovenstroomse grondgebruikers werden in 1545 enkele mannen vanuit het keizerlijke Hof van Karel V te Brussel naar Gennep gestuurd om polshoogte te nemen van de pegel (stuwhoogte) bij de molensluis en het waterpeil in het voorafgaande boezemgebied, strekkende tot aan Blaarthem. Zij roeiden in een bootje maar raakten steeds weer vast omdat ze de hoofdstroom van de Dommel niet konden onderscheiden.

Tot 1940 werd op de Dommel vóór de molen met een juten zak met een ring aan een stok zand geschept in een ondiepe platte houten bak die met een stok naar de kant werd geduw en geleegd. Dat zgn. ‘maaszand’ of metselzand werd weer gebruikt om er betonnen putringen van de maken.

Om wateroverlast en zandbanken in de stad te vookomen werd tussen 1930 en 1940 ter hoogte van de oude kern van de gemeente Blaarthem en Gestel – met kasteel en parochiekerk -, een afwateringskanaal (sinds 1945 het Beatrixkanaal) gegraven dat in Best uitloopt in het Wilhelminakanaal.
In het kader van een omvangrijk opschoningsproject van het Waterschap op de Dommel c.a. werd in 2010 o.a. begonnen met:

  • de 4e uitbaggering van de zandvang in de Tongelreep en de bouw van een  betonnen zandopvangbak in de Tongelreep tussen het zwembad en het parkeerterein.
  • een uitbaggering van de Dommel vanaf de afwateringssluis tot de Elzentbrug, waarbij ook een oude meander bij de voormalige bleekveldjes wordt hersteld.
  • Een verdieping als ook een vernieuwing van de beschoeiing van het Beatrixkanaal.

foto hoog water bij de Dommelbrug bij de molen.

Laatste overstroming Tongelreep in 1963, genomen op de plek waar nu de toegang van het parkeerterrein aan de A. Coolenlaan ligt.

In 1904 werd op de hoge kant van de Tongelreep aan de Aalsterweg begonnen met de winning van uitstekend drinkwater voor Eindhoven en omgeving.

Ondanks het voorkomen van leemlagen in de ondergrond – en soms ook aan het oppervlak -, droeg dat ook in toenemende mate bij aan een verlaging van het grondwaterpeil. Daarnaast heeft de regelmatige uitbaggering van een zandvang in de Tongelreep (in 1966, 1979, 1995 en 2010), waaraan sinds 1983 het Prehistorisch Huis is
gevestigd, door het relatief snel stromende water een uitschuring van de bedding langs Gennep tot gevolg gehad. 
En sinds 1940 is de Dommelstroom volgens plan vanaf voornoemde afwateringssluis getemd: weinig water en lager peil. Maar met het water van de Tongelreep erbij levert de Dommelstroom over de kabbelkeien in de binnenstad een verademend beeld. Zo nat als het vroeger kon zijn op Gennep, zo droog is het geworden. De grondwaterpeilmeter bij de Genneper Hoeve geeft al jaren een zomerstand aan van 1,5 meter of lager beneden maaiveld. Daardoor is de groei van alle gewassen afhankelijk geworden van het regenwater dat juist in de groeiperiode sneller verdampt. En onder invloed van de verstedelijking en letterlijke verharding in en om Eindhoven komen inmiddels vaak regenwolken vanuit de verte aandrijven, maar bereiken ze Gennep niet.