Een bescheiden schilderijtje


Peter Thoben

De Genneper watermolen van Anton Kerssemakers

In particulier bezit bevindt zich een schilderijtje van de Genneper watermolen. Het is op paneel geschilderd en meet 20,5 x 25,5 cm, maar is ongesigneerd. Bij een latere schoonmaakbeurt is het ietwat te grondig gezuiverd en daardoor licht ‘verpoetst’, zoals dat in vakjargon heet. Qua schilderwijze doet het direct denken aan het werk van Anton Kerssemakers, maar het moet ook wel van zijn hand zijn. Het schilderijtje is tezamen met andere schilderijen die AK gemonogrammeerd zijn, aangekocht bij een zekere mevrouw Jo van den Bichelaer (1919-1993). Zij is een dochter van tabaksfabrikant en/of agent in tabak René (Renier Bonifacius Norbertus) van den Bichelaer (1879-1948), die in 1905 met Jeannette (Johanna Catharina Francisca Maria) Kerssemakers (1882-1963) in het huwelijk is getreden. Haar moeder was dus een van de dochters van leerlooier en amateurschilder Anton (Antonius Cornelis Augustinus) Kerssemakers (1846-1924) en diens vrouw Josephina Dijmphna Simonis (1843-1888), zodat over de authenticiteit van de schilder van het paneeltje geen twijfel hoeft te bestaan.

In de tijd, dat Vincent van Gogh in Nuenen verblijft van 5 december 1883 tot 24 november 1885, onderhoudt Anton Kerssemakers goede contacten met de kunstschilder, die later – mede door de uitgave van zijn brieven – wereldberoemd zal worden.

Van Gogh schrijft op 14 november 1884 aan zijn broer Theo: “Dezer dagen ben ik ondanks het hier vrij terdeeg vriest nog buiten aan ’t werk aan een nogal groote studie (meer dan 1 meter) van een ouden watermolen te Gennep, aan den anderen kant van Eindhoven. Ik wil dat geheel buiten afwerken – maar ’t zal ook wel ’t laatste zijn dat ik dit jaar buiten schilder” en  tevens meldt hij: “ik heb nu 3 lui in Eindhoven die schilderen willen leeren en die ik stillevens leer maken.” (Brief 469) Bedoeld worden de gepensioneerde zilversmid Antoon Hermans (1822-1897), de telegrafist Willem van de Wakker (1859-1927) en leerlooier Anton Kerssemakers. Drie dagen later schrijft hij: “Gisteren bragt ik juist ’t huis die studie van den watermolen te Gennep, waar ik met pleizier aan heb gewerkt – en die me te Eindhoven een nieuwe kennis bezorgd heeft die met alle geweld wil leeren schilderen en bij wie ik een bezoek gebragt heb en we toen zamen op slag zijn begonnen..” (Brief 470) Die niet met naam genoemde kennis is Anton Kerssemakers. Zijn familie woont in Gestel niet zover van de watermolen en hijzelf woont aan de Parallelweg tegenover het station in Eindhoven. Van Gogh blijft hem stimuleren, zoals uit een brief d.d. 16 juli 1885 aan Kerssemakers blijkt, waarin hij o.a. schrijft: “…Wat ik zeggen wilde in verband met Uw nieuwe studies is dat ter wille van de voorgronden vooral, die steeds te onsolide mij voorkomen en maken er niet genoeg ruimte in komt, is dat het, stel ik me voor, heel goed zou wezen dat U het ook eens met een perspectiefraam probeerdet. Want er is niets dat zoo leert kijken en de perspectief zoo leert voelen. … En ik zie er geen heil in om het U al te moeielijk, al te hard en bar te maken. In tegenoverstelling en tegenspraak met veel anderen beweer ik men, op later leeftijd beginnende, ook nog bepaald iets goeds kan leeren schilderen en daar blijf ik bij.– Ik wou echter we meer zamen konden werken – ik vind dat, ik zou zeggen, bepaald noodig – en ongelukkigerwijs is er altijd zoowel voor U als voor mij vrij veel tijd mee gemoeid om bij elkaar te komen. … En ik geloof dat het U zóó praktisch helpen zou, ik geloof dat U er zooveel nieuwe idees door zoudt krijgen en zoo veel meer voelen dat U U zelf er een heel eind verder mee brengen kunt, dat ik regt gaarne de eerste keeren er eens voor tot U kom, al is ’t een heelen dag, om U goed op dreef er mee te brengen. (Brief 518) Ze trekken er ook samen op uit, want ze gaan naar Amsterdam en Antwerpen, waar Van Gogh eind 1885 aan de academie gaat studeren.

Anton Kerssemakers moet de smaak van het schilderen te pakken hebben gekregen, want hij heeft heel wat afgeschilderd. Zo is hij in mei 1893 met landschappen vertegenwoordigd op de tentoonstelling van de Vereeniging De Bouwkundige Vakken bij Apollo’s Lust aan de Vestdijk. Daar exposeren dan ook Antoon Hermans, Piet Bockholts en de Belgische, in Bladel wonende Jozef Gindra werk.

Van begin mei tot 14 juli 1893 exposeert Kerssemakers schilderijen in de achterzaal van het koffiehuis van Eef Stoot – zelf geen onverdienstelijk tekenaar – op het Stationsplein, die – ondanks de tekortkomingen van de amateurschilder – succesvol verloopt, mede omdat “ieder aan den bepaalden hoogst matigen prijs zijn zaal of huiskamer met een dier doeken zal willen versieren”.

Op 19 december 1893 worden door notaris Fens bij Stoot 25 – vermoedelijk niet-verkochte – schilderijen van Jozef Gindra en Anton Kerssemakers geveild. Ze gaan waarschijnlijk niet grif van de hand, want in januari 1894 kan er meegedaan worden aan de verloting van drie schilderijen van Kerssemakers door aankoop van een lot à één gulden.

Op 14 en 21 april 1912 publiceert Anton Kerssemakers zijn “Herinneringen aan Vincent van Gogh” in het weekblad De Groene Amsterdammer. De Eindhovense lithograaf Dimmen Gestel zal dat, wanneer er plannen zijn voor een Van Gogh Monument in Nuenen, doen in 1930 onder de titel Vincent van Gogh en eenige persoonlijke herinneringen aan hem in een artikelenreeks in 14 delen in de Vrijdagavond- bijlage van het Eindhovensch Dagblad.

Bij het overlijden van Kerssemakers wordt ‘Toon Kers’ door Ravo, alias onderwijzer Jan van de Leur, herdacht als niet ‘onverdienstelijke amateurschilder’ en als een “misschien wel wat barsch” man, maar “een aangenaam causeur, die tot op ’t laatst van zijn leven zijn goed humeur en zijn humoristisch karakter niet verloor”.

Evenals op Van Gogh’s schilderijen van de Watermolen te Gennep (olieverf op doek 85 x 151 cm) in de collectie van Museum Thyssen-Bornemisza te Madrid en de Raderen van de Genneper watermolen (olieverf op doek 61,5 x 80,5 cm) in de collectie van het Noordbrabants Museum te ‘s-Hertogenbosch zijn twee waterraderen voor graan- en oliemolen afgebeeld, die ook Kerssemakers op zijn paneeltje afbeeldt. In 1801 is er vergunning voor een tweede waterrad aangevraagd, maar tot hoelang deze situatie heeft voortgeduurd is niet precies bekend, in ieder geval tot na 1900 met het in verval raken van de molen. Op prentbriefkaarten uit de jaren 1920 is het radwerk niet te zien. Bij de hoogst noodzakelijke restauratie in 1963 heeft de watermolen slechts één waterrad gekregen. De opmerking van Van Gogh, dat Kerssemakers geen diepte in zijn schilderijen weet te brengen, lijkt van toepassing op dit schilderijtje van de Genneper watermolen, mede omdat de omgeving rondom de molen nauwelijks is uitgewerkt. Vermoedelijk dateert het schilderij uit de jaren 1910, maar het is niet uitgesloten, dat Kerssemakers het onderwerp op basis van een vroeger werk nog eens hernomen heeft.

In de collectie van Eindhoven Museum als voortzetting van het vroegere Museum Kempenland, bevinden zich enkele schilderijen van Anton Kerssemakers: Heidelandschap met schaapskudde bij Nijnsel (1887), Eindhovensche Looiersbeurs (1887), Landschap met ven (1889) en twee kleine pendant-doekjes gemonogrammeerd AK.

Afbeeldingen:
1  Genneper watermolen door Anton Kerssemakers, olieverf op paneel 20,5 x 25,5 cm, particulier bezit (foto Peter Thoben)
2  Anton Kerssemakers achter zijn schildersezel (foto Regionaal Historisch Centrum Eindhoven nr 1632)
3  Advertentie in Peel- en Kempenbode van 13 december 1893 (delpher.nl)
4  Raderen van de Genneper watermolen, olieverf op doek 61,5 x 80,5 cm, collectie Noordbrabants Museum ’s-Hertogenbosch (foto wikipedia)
5  Genneper watermolen, prentbriefkaart Wed. J. van der Heijden – eind jaren 1920, collectie Jan Spoorenberg

PETER THOBEN

Peter studeerde kunstgeschiedenis en archeologie aan de Katholieke Universiteit (nu Radboud Universiteit) Nijmegen. In 1980 studeerde hij cum laude af. Van 1981 tot 2010 was hij directeur-conservator van Museum Kempenland Eindhoven. In eigen museum en als gastconservator organiseerde hij talloze tentoonstellingen, begeleid door catalogi en publicaties. Samen met Jenneke Lambert stelde hij het Beeldenboek Eindhoven samen, met Harry Lintsen was hij eindredacteur van De Canon van Eindhoven, met Hans Horsten schreef hij het boekje Verzamelen & Eindhoven en was hoofdredacteur van de serie 150 jaar leven in Eindhoven. Voorts was/is hij actief in besturen en adviescommissies o.a. Monumentencommissie gemeente Eindhoven (1985-1992 en 2000-2008), Heemkundige Studiekring Kempenland Eindhoven (1990-2014) en de Henri van Abbe Stichting (2012-heden). Sinds 2012 is hij vrijwillig conservator van het Andreas Schotel Museum te Esbeek bij Hilvarenbeek.